Zelfsluitendheid wonen met zorg
Kanttekening bij advies 1901 van de AGTB
Inleiding De afgelopen week kwamen we weer een bijzondere uitspraak van de de Adviescommissie toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften (AGTB) tegen.
Casus Een bestaand wooncomplex is halverwege de jaren ’80 gebouwd. Op de eerste woonlaag is het gebouw opgedeeld in kleine wooneenheden (ca. 33 m2) die met een corridor over de lengte van het gebouw worden ontsloten. Aan beide einden en in het midden van de corridor is een besloten vluchttrappenhuis bereikbaar. Het bestaande gebouw wordt verbouwd tot woongebouw voor woonfuncties voor zorg met een gebruiksoppervlakte > 500 m2 (opmerking ERB: uit tekening blijkt dat ze maar 66 m² groot zijn; uit de tekening zou ook afgeleid moeten worden dat elke woonfunctie voor zorg een afzonderlijk brandcompartiment is met een 20 minuten WBDBO naar naastgelegen woonfuncties voor zorg en een 20 minuten wbdbo naar de exrta beschermde vluchtroute; kennelijk is dat het rechtens verkregen niveau ). Daartoe worden telkens twee bestaande wooneenheden samen tot één zelfstandige woonfunctie voor zorg verbouwd. Elke wooneenheid krijgt een eigen woon- en slaapkamer en een eigen keuken, badkamer en toilet.
Elke wooneenheid wordt uitgevoerd als beschermd subbrandcompartiment en de toegangsdeuren zijn als niet-zelfsluitend voorzien. Volgens Bouwbesluit 2012 artikel 6.26, vierde lid, is dit ook niet vereist als het, zoals de adviseur aangeeft, om een niet-gezamenlijke doorgang gaat. De gemeente is van mening dat de voordeur van een woonfunctie als niet-gemeenschappelijke deur is aan te merken. Op basis van het eerste lid en het niet van toepassing zijn van het tweede lid op een woonfunctie voor zorg dient de voordeur dan als zelfsluitend te worden uitgevoerd.
Standpunt belanghebbende De indeling van het betreffende bouwdeel bestaat uit een corridor waarbij de kamers aan weerszijden van de corridor zullen worden verbouwd, waarbij van twee kamers
één woonfunctie voor zorg zal worden gemaakt. De individuele woonfuncties zullen in de nieuwe situatie naast een eigen woon- en slaapkamer ook een eigen keuken, badkamer en toilet krijgen. De woonfuncties zullen elk als individueel beschermd subbrandcompartiment worden uitgevoerd. In de gewijzigde situatie is geen zelfsluitendheid (dranger)voorzien voor de toegangsdeuren naar de individuele woonfuncties.
Standpunt bevoegd gezag Het bevoegd gezag is van mening dat, omdat het een woonfunctie voor zorg betreft, er zelfsluitende deuren moeten worden toegepast in een scheidingsconstructie waarvoor een eis geldt aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. Uitzondering is Bouwbesluit artikel 6.26 lid 4, dat gaat over niet gezamenlijke deuren. Een voordeur is wel een niet gemeenschappelijke deur zoals vermeld in lid 2, maar dat lid is niet van toepassing voor een woonfunctie voor zorg.
Adviesvraag Moeten de toegangsdeuren tot de woonfuncties voor zorg gezien worden als een niet-gezamenlijke doorgang, als bedoeld in het Bouwbesluit artikel 6.26, vierde lid? Daarmee zouden de toegangsdeuren niet zelfsluitend hoeven te zijn en dus niet te zijn voorzien van een deurdranger. Of is zelfsluitendheid wel vereist omdat op de situatie alleen artikel 6.26, eerste lid van toepassing is?
Advies van de ATGB Op een woonfunctie voor zorg zijn van artikel 6.26 van het Bouwbesluit 2012 alleen het eerste en vierde lid van toepassing.
Omdat er geen wooneenheden zijn in de woonfuncties voor zorg zijn de toegangen van deze woonfuncties niet-gezamenlijk.
Een niet-gezamenlijke toegang hoeft volgens artikel 6.26, vierde lid, van het Bouwbesluit 2012 niet zelfsluitend te zijn.
Het feit dat een gemeenschappelijke deur niet tegelijkertijd een gezamenlijke deur kan zijn, maakt dat elke gemeenschappelijke deur een niet-gezamenlijke deur is en dus niet zelfsluitend hoeft te zijn. Voor een woonfunctie die niet is opgedeeld in wooneenheden en dus geen gezamenlijke deuren heeft, hoeft dus geen enkele deur zelfsluitend te zijn, ook een gemeenschappelijke deur niet. (cursivering ERB)
Voorafgaand aan de invoering van het vierde lid van artikel 6.26 van het Bouwbesluit 2012 (wijzigingsbesluit 2014-51 uit 2014) was het tweede lid van artikel 6.26 voor een woonfunctie voor zorg aangestuurd en moest een gemeenschappelijke deur in (cursivering van ERB) een woonfunctie voor zorg zelfsluitend worden uitgevoerd. Het vierde lid van artikel 6.26 van het Bouwbesluit 2012 moest volgens de toelichting bij het wijzigingsbesluit alleen gelden voor niet-gezamenlijke deuren binnen een woonfunctie met wooneenheden en bijvoorbeeld niet voor de gemeenschappelijke vluchtroutes. De verwoording van het vierde lid heeft echter tot gevolg dat bij een woonfunctie die niet is opgedeeld in wooneenheden, en die dus geen gezamenlijke deuren heeft, dus geen enkele deur zelfsluitend hoeft te zijn, ook een gemeenschappelijke deur niet. Aangezien deze verlaging van de veiligheid nergens door de wetgever is toegelicht, en dat de opzet van het overeenkomstige artikel in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) op dit punt is aangepast, is het aannemelijk dat dit een onbedoeld gevolg van deze wijziging is.
Kanttekening van het Expertisecentrum Regelgeving Bouw (ERB) Naar het oordeel van het ERB kan het advies van deze door de minister van BZK ingestelde commissie de toets der kritiek niet doorstaan. Het Bouwbesluit 2012 kent de volgende bepalingen.
CITATEN UIT BOUWBESLUIT 2012
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
uitgang van een gebruiksfunctie: uitgang tot het aansluitende terrein, een gemeenschappelijke verkeersruimte, een gemeenschappelijk verblijfsgebied of een ruimte van een andere gebruiksfunctie, ter plaatse waarvan een route eindigt die begint in een punt in een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied en uitsluitend voert door nietgemeenschappelijke ruimten van de gebruiksfunctie;
Artikel 1.4 Gemeenschappelijk en gezamenlijk 1. Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit is een bouwwerk, een ruimte, een voorziening, of een gedeelte daarvan naar keuze een gemeenschappelijk of niet-gemeenschappelijk, tenzij anders is bepaald. 2. Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk, een ruimte of een voorziening die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie, aangemerkt als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte, een zodanige ruimte of een zodanige voorziening maakt, met uitzondering van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uit van alle daarop aangewezen gebruiksfuncties. 3. Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een woonfunctie, een celfunctie of een logiesfunctie of een ruimte of voorziening die ten dienste staat van die gebruiksfunctie, gebruikt door meer dan een wooneenheid, cel of logiesverblijf in die gebruiksfunctie, aangemerkt als gezamenlijk. (vet en onderstreept door ERB)
EINDE CITATEN
De ATGB komt naar ons oordeel tot een interpretatie die onjuist is. De bepalingen van het Bouwbesluit 2012 leiden tot het in onderstaande figuur aangegeven beeld van waar “gezamenlijk” aan de orde kan zijn en waar “gemeenschappelijk”.