Kwaliteitsborging voor de bouw – van de regen in de drup? Deel 2
Prof dr ir H.A.J de Ridder is emeritus hoogleraar Integraal Ontwerpen aan de faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft, als adviseur verbonden aan het ERB.
Delft, 4 juli 2017
Kwaliteitsborging van de bouw – Van de regen in drup? Deel 2
De brand in de Londense Grenfell Tower heeft in Nederland de nieuwe wet “Kwaliteitsborging voor het bouwen” in de schijnwerpers geplaatst. De vraag is of de wet helpt om dit soort ernstige fouten te voorkomen. Volgens Hennes de Ridder niet met de uitwerking van de amendementen zoals hij nu ligt bij de Eerste Kamer.
De wet moet de bouw professioneler maken. De hoogste tijd, omdat de bouw nog de enige sector is waarin de klant zijn bouwwerk eerst door een leger van adviseurs laat ontwerpen en vervolgens laat bouwen door een prijsvechtende aannemer. Die aannemer knijpt daartoe een leger van onderaannemers uit om dat bouwwerk uiteindelijk in elkaar te zetten.
Met deze ambachtelijke werkwijze is het een hele opgave om zo’n bouwwerk enigszins te laten voldoen aan het Bouwbesluit 2012, waar de kennis van bouwwerken zich bevindt. Aannemers en adviseurs werken in een capaciteitsmarkt en zijn slechts bezig om hun eenmalige probeersels te verifiëren aan zowel specificaties van de klant als aan de regelgeving. De toetsing aan het bouwbesluit door zogenaamde deskundigen beperkt zich tot assemblagedetails. Op de keper beschouwd is de bouwsector een paradijselijke sociale werkplaats, die al decennia lang elk hervormingsvoorstel torpedeert.
De roep om hervorming blijft echter onverminderd aanwezig en laait weer op door enerzijds de zeer slechte milieuprestaties van de bouw die de helft van de duurzaamheidsproblemen (heeft) veroorzaakt en anderzijds door veiligheidsproblemen als gevolg van steeds complexer wordende bouwwerken. Complexe bouwwerken kunnen in deze tijd echt niet meer als een eenmalige, unieke stapeling van bouwelementen worden ontwikkeld, laat staan gegarandeerd ten aanzien van gewenste eigenschappen met betrekking tot constructieve veiligheid, brandveiligheid, duurzaamheid, etc. Net zoals bij vliegtuigen, computers auto’s en fietsen, zal de kennis in het systeem moeten zitten.
De essentie van de nieuwe geamendeerde wet die op 4 juli in de Eerste Kamer wordt behandeld is dat 80 % van de bouwwerken onder bepaalde voorwaarden als product en niet als project kunnen worden ontwikkeld. Er is dan sprake van producenten die bouwwerken leveren vanuit productielijnen met volledige kwaliteitsgaranties. De eerste voorwaarde is dat klanten ophouden met het ontwerpen c.q. specificeren van hun bouwwerk, waardoor aanbieders de vrijheid krijgen om producten te ontwikkelen. De tweede voorwaarde is dat de industrieel gemaakte producten door de overheid worden erkend voor toelating op de markt.
Met deze wet blijft 15 % van de bouwwerken ambachtelijk maatwerk waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt en 5% publiek-private feestjes – zoals bijvoorbeeld HSL, Zuidas dok en Feyenoord City – die veel groter, slechter en duurder zijn dan nodig, waarbij het verdelen van het geld centraal staat.
Maar het gaat om die 80% product-bouwwerken, die als industrieel maatwerk worden vervaardigd. Elk nieuw bouwwerk bevat de geaccumuleerde kennis van alle voorgaande bouwwerken, maar dient toch een andere vorm te hebben vanwege de specifiek context waarin het product moet functioneren. Daartoe wordt de structuur -dat zijn alle relaties tussen de bouw elementen – vastgezet en wordt vervolgens gevarieerd met de schikking van de standaard elementen om het bouwwerk in die context te krijgen. Niet voor niets wordt dit ”LEGOlisering van de bouw” genoemd omdat je, door de vaste relaties tussen de blokjes, met LEGO alles kunt maken.
Om kennis op te bouwen dienen de producenten het gedrag van hun producten te meten. Niet eenvoudig, omdat het gedrag van een bouwwerk wordt bepaald door zijn constructieve, bouwfysische en akoestische structuur. De toelatingseisen van productfamilies moeten dan ook betrekking hebben op deze structuur van de series over hun levenscyclus.
Duidelijk is dat het bevoegd gezag, dat over de toelating van de “productbouwwerken” moet gaan, niet kan worden neergelegd bij de gemeenten. Die hebben bijna alle kennis en beleid al uitbesteed en het valt niet te verwachten dat ze deze lastige taak zelf kunnen oppakken. Er zal een algemeen aanvaard, gezaghebbend, centraal orgaan moeten zijn die de toelatingen gaat beheersen en behandelen.
De Tweede Kamer heeft unaniem een motie aangenomen om de totstandkoming van bovengeschetst “product-denken” te stimuleren. Logisch, omdat de burger dan weet dat over de elementaire veiligheids-, gezondheids- en milieuaspecten van het bouwen wordt gewaakt door een objectief orgaan. Logisch ook omdat de prijs van bouwwerken op zijn minst halveert.
Het is verbazingwekkend dat de wet ”Kwaliteitsborging voor het bouwen” nu de Eerste Kamer ingaat met een AMvB die de amendementen van de wet geheel onderuit haalt en geen invulling geeft aan de aangenomen motie. De AMvB stelt voor dat de toelating van de ”producten” verzorgd kan worden door private kwaliteitsborgers die door iedereen (ook producenten) kunnen worden ingehuurd om de uitvoering van de bouwdetails in de gaten houden zonder daarvoor enige verantwoordelijkheid te dragen. De bouw probeert hiermee op het nippertje weer een hervorming te torpederen!
Het is van groot belang dat de Eerste Kamer goed nadenkt over deze vreemde ambtelijke ingreep waarmee de bouw in haar achterlijke staat blijft.