door: dr. ir N.P.M. Scholten (ERB)

 

In zijn brief van 20 maart 2014 “ (Antwoord op schriftelijke vragen over Kamerstuknummer 32757-91 en -92 en 33118-10”) geeft de Minister aan de bestaande schijnzekerheid over de huidige rol van het bevoegd gezag te willen wegnemen.

Tevens wordt aangegeven dat het toezicht en de controle onderwerp zijn van vereenvoudiging en dat het toetsmoment of voldaan wordt aan de wettelijk gestelde eisen wordt verlegd naar het moment van oplevering. Ook onderschrijft de Minister het nut van het overleggen van een overdrachtsdossier, prestatiegaranties voor de kwaliteit van opgeleverde bouwwerken en eigen verantwoordelijkheid van bouwende partijen voor deze gegarandeerde kwaliteit.

Het is jammer dat de Minister vervolgens voorstelt deze toch fundamentele veranderingen te laten “begeleiden” door een publiekrechtelijke toelatingsautoriteit voor private kwaliteitsborging. Instrumenten voor kwaliteitsborging worden van wettelijke vastgelegde criteria voorzien in relatie tot de risicoklassen van bouwwerken waarop de toelatingsautoriteit toeziet. De Commissie Dekker heeft het bekende motto “privaat wat kan, publiek wat moet” gelanceerd. Stelt de Minister nu voor om in tegenstelling daarmee het private instrument “kwaliteitsborging” onder overheidscuratele te stellen? .
De nadelen die hieraan kleven schrijft de Minister wonderlijkerwijze toe aan de voorstellen die ERB cs voorstaan. Genoemd worden; het creëren van een monopoloïde kennisautoriteit die zelf opdrachten verstrekt, die niet is gebaseerd op kennis uit de bouwpraktijk en niet met de bouwpraktijk samenwerkt. Een autoriteit die er niet voor zorgt dat de bouwpartijen zelf hun aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid zullen nemen De minister doet het daarnaast voorkomen alsof ERB een consumentenautoriteit noodzakelijk acht die zou overlappen met de Autoriteit Consument en Markt (ACM).

Waar de minister deze analyse op baseert is raadselachtig en zij is onjuist

ERB cs stellen juist een oplossing voor die van en door de markt is, die behoudens het startkapitaal, 100% door de markt wordt gefinancierd en die de marktpartijen kan ontzorgen om hun aansprakelijkheid te kunnen waarmaken. De voorgenomen kennisautoriteit geeft zelf geen opdrachten. Aan die autoriteit kunnen door de markt ontwikkelde technische oplossingen ter beoordeling worden voorgelegd waarvan men wil dat ze veelvuldig worden toegepast zonder telkens opnieuw te moeten worden beoordeeld op non-conformiteit. Aan die autoriteit kunnen innovatieve oplossingen worden voorgelegd ter beoordeling om de het risico op non-conformiteit uit te sluiten. Aan die autoriteit kunnen vragen worden voorgelegd die gaan over het probabilistisch oplossen van bouwvraagstukken. Aan die autoriteit, vormgegeven in een matrixorganisatie, kunnen disputen worden voorgelegd die zich tussen partners in het bouwproces voordoen. Allemaal markgedreven initiatieven.
Het voorstel leidt tot een jaarlijkse lastenverlichting van 1 miljard Euro (onderzoek SEO), kan op een groot draagvlak in de markt rekenen en is als actieplan op 20 maart j.l. aan de Tweede Kamer en de minister aangeboden.

Daarin is vrij gedetailleerd aangegeven hoe tot een stelselherziening te komen die voldoet aan de volgende doelstellingen:

  • a. centraal stellen van de opdrachtgever, eindgebruiker, consument in het stelsel;
  • b. verhoging van de kwaliteit van bouwwerken (einde aan het leveren van non-conformiteit);
  • c. reductie van kosten. In concreto: het reduceren van de nu gemiddeld 10% faalkosten in de bouw en het behalen van een structurele kostenreductie van 1 miljard Euro.
  • d. veilig stellen van de omgevingsveiligheid door het handhaven van het bestaande fysieke veiligheidsniveau of het verbeteren daarvan.

Het doel is niet de privatisering van het bouwtoezicht. Dat kan ook nooit een doel op zichzelf zijn.

Hoe? Door het realiseren van een wijziging van de bouwregelgeving en kwaliteitszorg. En wel op een zodanige wijze dat voortaan sprake is van een bouwwerk dat “gegarandeerd” aan de overeengekomen specificaties voldoet en uiteraard ook aan de aan dat bouwwerk wettelijk gestelde eisen. Dit leidt tot een lastenverlichting op jaarbasis in de orde van €1 miljard door veel minder stroperige bouwprocedures (forse tijdsbesparing), veel minder juridische processen en een aanzienlijke afname van het aantal bouwfouten (faalkosten).